maandag 31 december 2012

Een tip van de sluier

Zo zoetjes aan kunnen we wat meer details prijsgeven over onze jongste werf. Met onze exploploeg zijn we al enkele weekends aan het werk in Signy l’Abbaye in de Franse Ardennen. Het dorp is vooral bekend voor de grot Perte des Mazurettes (PDM) en haar twee grote bronnen (zie ook: http://sc-cascade.blogspot.be/2012/10/onderwaterwerken_6.html ). Deze bronnen wateren een gebied van verschillende vierkante kilometers af, maar over deze twee collecteurs is zo goed als niets bekend (duikwerk). De enige toegang tot de ondergrond vormt de Perte des Mazurettes. Als je het debiet bekijkt dat uit de ene bron te voorschijn komt, hoef je echter geen genie te zijn om te beseffen dat de Perte des Mazurettes slechts een sober zijriviertje van het hele systeem is. Kortom, de streek heeft een veelbelovend potentieel (en waar we overigens alweer de eerste premières geboekt hebben). Op het ogenblik zoeken we een nieuwe passage in de PDM, deze zou een veiliger en eenvoudiger alternatief zijn voor de bekende meanders, maar tevens een rondgang mogelijk maken.

Vooraan de Vaux en bovenaan het water uit de Gibergeon
Woensdag en donderdag staken we opnieuw de grens over. Stijn en Geert kennen de streek er intussen al als hun broekzak; voor Kris was het zijn eerste bezoek aan de regio. Door de aanhoudende regenval was de ingangsput van de Perte des Mazurettes veranderd in een indrukwekkende waterval. Door de ligging van de werf houdt een crue echter weinig gevaar in, ook al voelt het wat tegennatuurlijk om bij hoge waterstand een grot in te gaan. De laatste keer waren Stijn en Geert gestopt in een klein zaaltje met een veel te smal vervolg in een dalende spleet. Wanneer we terug in het zaaltje komen, valt ons oog echter op een smalle opening, niet veel groter dan een brikverpakking. De wanden zijn van zachte klei. Omdat klei nog altijd heel wat makkelijker te bewerken is dan harde steen, vallen we met vereende krachten deze opening aan. Vijf graafuren later is de opening veranderd in een tunnel van 40 cm hoog, 70 cm breed en 3 meter lang. Dan is in onze pijp uit en onze spieren voelen even slap aan als de klei die we net uitgedolven hebben. Eén ding weten we zeker: hier komen we morgen zeker niet meer terug. Hoe masochistisch onze hobby ook is, maar ergens moet het nog plezant blijven.

De voeten van de mol zijn nog net zichtbaar
Het weerbericht voorspelt echter niet veel goeds, en de volgende dag blijken de weermannen gelijk te hebben. De regenbuien hangen als een grijs deken over de Ardennen, en onze alternatieven voor iets anders dan een nieuwe graafdag slinken weg. Niemand heeft zin in een dagje prospectie in de gietende regen. Dan kunnen we er maar beter van profiteren dat we met z’n drieën zijn om nog een extra dag aan onze tunnel te werken. Aan de Perte de Mazurettes blijkt het debiet nogmaals verdubbeld. De crue is nu een danteske bruine waterzuil die bulderend in de diepte dondert, maar het equipement hors-crue laat zich ook door deze watermassa niet van de wijs brengen.

We graven nog drie uur door tot onze schouders stram zijn van met de schop te wrikken; onze handen krachteloos zijn door de uitgedolven aarde in bakjes te scheppen en tot onze nekspieren stijf zijn door in een onmogelijke houding met ons hoofd te liggen. De tunnel is nu 5 meter lang en heeft nu ook een naam gekregen: de Tunnel des Trois Taupes (de Tunnel van de Drie Mollen). Toch is het een veelbelovende plek. De wind maakt duidelijk dat er iets achter ligt, en in de verte horen we het vage gedonder van een waterval. Waar crue toch nog goed voor is.

Waar de crue ook goed voor is, is de grote schoonmaak. Onder de muur van water die vanaf het drempeltje aan de ingang binnenstroomt, zijn onze uitrusting en onze touwen in een mum van tijd weer netjes schoongespoeld.

Maar waarom echter moest het beginnen plenzen net op het moment dat we weer aan de auto onze drijfnatte kledij wilden veranderen voor verse, droge en warme kleren?

Kris